Heel soms vergis ik me, maak ik me schuldig aan uitbundigheid,
zij het bescheiden, maar hoe dan ook ongeremd stil verlangen.
Meer op mijn qui-vive, niet gewoon vertrouwen op de gulheid.
Past als een boutje in het raderwerk van de geest, vol zijgangen.
door Joris
Schuldig maken aan uitbundigheid. Dat zou niet mogen, toch? Misschien is het net fijn om uitbundig te zijn. Wie niets doet, doet niets verkeerd? Of begrijp ik je gedicht verkeerd?